Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En zij togen henen, en [27]sloegen zich neder te [28]Geruth-chimham, dat bij Bethlehem is, om voort te trekken, dat zij in Egypte kwamen. 27. Hebreeuws, zaten, of bleven. 28. Dat is, woonplaats, herberg, of omtrek der vreemdelingschap, waar Chimham als vreemdeling verkeerd of gewoond had; zijnde hem deze plaats [gelijk sommigen menen] bij Bethlehem, van David, uit zijn eigen goed geschonken, tot ene beloning der weldaden, die hij van zijnen vader Barsillai ontvangen had ten tijde van zijn vluchten voor Absalom. Zie 2 Sam.19:38, enz.